Project Meanderende Maas, een geslaagde ‘rocky road’

Infram
10 min readFeb 21, 2020
De Stuurgroep Meanderende Maas. Projectleider Petra van den Brand vooraan, derde van rechts.

Op 11 december 2019 stelde de stuurgroep van het project Meanderende Maas het voorkeursalternatief vast voor de grondige aanpak van het Maastraject tussen Ravenstein en Lith. Dit lijkt een zakelijke mededeling, maar voor de betrokkenen: negen overheden, één maatschappelijke organisatie én talloze bewoners en ondernemers in het Brabants-Gelderse gebied, was het een mijlpaal. Sinds de startbeslissing eind 2016 is er hard aan gewerkt om met de waterhuishoudkundige noodzaak van een dijkversterking ook álle kansen mee te nemen om het gebied als geheel beter en mooier te maken. Het besluit over het voorkeursalternatief bevestigt dat dit is gelukt. In het maatregelenpakket hebben naast de versterking van 26 kilometer dijk ook rivierverruiming, natuurontwikkeling, verbetering van de haventoegang en de aanleg van fiets- en wandelpaden een prominente plaats. Kortom: wat begon als ‘de dijkversterking tussen Ravenstein en Lith’ werd het integrale gebiedsproject ‘Meanderende Maas’.

Projectleider Petra van den Brand (Infram) trakteerde bij de keuze van het voorkeursalternatief de leden van de stuurgroep op een zelfgemaakte Rocky road. ‘Pure symboliek’, zegt ze, ’een rocky road is een lekkernij gemaakt van chocolade met daarin allerlei stukjes smakelijke andere ingrediënten. Vaak heb ik tijdens het werkproces van buitenstaanders de verzuchting gehoord dat ons doel om écht iedereen in het gebied bij de opgave te betrekken zóveel verschillende belangen in het spel bracht, dat daar “geen chocola van was te maken”. Daar denk ik anders over. Als je chocola smelt, wordt het vanzelf een eenheid én je kunt er bovendien allerlei lekkers aan toevoegen.’

Petra van den Brand kijkt in dit interview terug op de belangrijkste succesfactoren, maar ook op struikelblokken in het gebiedsproces Meanderende Maas.

Projectleider Petra van den Brand trakteerde bij de keuze van het voorkeursalternatief de leden van de stuurgroep op een zelfgemaakte Rocky road.

Feiten en cijfers
— Waterschap Aa en Maas moet in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) 26 kilometer dijk versterken tussen Ravenstein en Lith aan de Brabantse zijde van de Maas. Naast hoogte en sterkte van de dijk speelt het probleem van ‘piping’: lekkage van rivierwater door de dijk heen naar het dieperliggende achterland.

— Het projectgebied is 2650 hectare groot en de dijk beschermt in het achterliggende gebied tot in Oss en Den Bosch 270.000 bewoners en ook bedrijven en infrastructuur. De economische schade bij een overstroming zou circa 14 miljard euro bedragen.

— Rijk en regio besloten eind 2016 om de waterveiligheidsopgave integraal aan te pakken. Een jaar eerder, eind 2015, was Infram geselecteerd voor de uitvoering van het MIRT-onderzoek (Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport) met als centrale vraagstelling: wat is het effect op de waterveiligheidsopgave als de Maas in het gebied meer ruimte krijgt? Welke nieuwe kansen biedt dat voor wonen, werken, recreëren en natuur? Infram presenteerde binnen acht maanden een gedragen rapport van het MIRT-onderzoek en leverde voor de aansluitende MIRT-verkenning de projectleider en de advisering rond projectbeheersing, planprocessen en techniek/duurzaamheid.

— De rivierverruimende maatregelen liggen zowel aan de Gelderse als Brabantse zijde en zorgen voor een waterstandsverlaging van netto 11 cm. Uit de rivierverruiming komt ongeveer 1 miljoen kubieke meter grond beschikbaar voor de dijkversterking.

— Met het project Meanderende Maas investeren Rijk en regio gezamenlijk 235 miljoen. De dijkversterking is de grootste kostenpost binnen het project. Een groot deel van het budget (135 miljoen euro) is dan ook afkomstig van het Hoogwaterbeschermingsprogramma en het waterschap Aa en Maas.

— Naar verwachting komt het werk aan de dijk in 2025 gereed en alle andere maatregelen in het gebied in 2028.

Samenwerking tussen bestuurders én bewoners
Van den Brand schetst in hoofdlijnen de markante bijzonderheden van het project: ‘Gedurende het hele proces hebben tien partijen consequent de onderlinge samenwerking gezocht: waterschap Aa en Maas (trekker), provincie Noord-Brabant, gemeente Oss, het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Natuurmonumenten, provincie Gelderland, waterschap Rivierenland en de gemeenten Wijchen en West Maas en Waal. Die brede bestuurlijke samenwerking is essentieel, een randvoorwaarde om het ambitieuze integrale denken in een maakbaar en haalbaar plan om te zetten.

Opvallend is dat de bewoners van het gebied die bestuurlijke samenwerking volkomen vanzelfsprekend vinden. Dat bleek bijvoorbeeld tijdens de meer dan tien werkbijeenkomsten op vrijdagmiddagen. Ongeveer veertig bewoners, ondernemers en belangenorganisaties hebben daar creatief meegedacht over de ontwikkeling van het gebied en over de keuzes omtrent de te nemen maatregelen. Dat ging over veel verschillende onderwerpen, zoals welke rivierverruimingsmaatregelen effectief zijn, welke natuurontwikkeling gewenst is, waar ruimte is voor recreatie en of de bomen op de dijk bij de versterking behouden kunnen blijven. Daarnaast heeft het projectteam met de bewoners en grondeigenaren langs de dijk in zogenoemde ‘dijktafels’ de plannen doorgesproken. Steeds opnieuw zagen we bevestigd dat uiteenlopende partijen behalve hun eigen belang óók en vooral de kansen voor het hele gebied zien en niet anders verwachten dan dat ook bestuurders dat doen.’

Een van de werkplaatsen van Meanderende Maas

De resultaten van de verkenning worden naar verwachting eind maart 2020 onderschreven in een bestuursovereenkomst waarin ook afspraken worden gemaakt over het vervolg. Ook hebben de provincies Noord-Brabant en Gelderland de plannen vastgelegd in een interprovinciale structuurvisie, die vanaf 11 februari ter inzage ligt.

Uniek en overdraagbaar
Van den Brand praat graag over de Meanderende Maas. De integrale aanpak vereiste tot nu toe van haar en de andere leden van het projectteam veel energie en de inzet van alle beschikbare talenten. ‘Maar we kregen ook bijzonder veel terug, op de eerste plaats de voldoening dat we hebben kunnen meewerken aan een mooie toekomst voor het gebied tussen Ravenstein en Lith. De hoogwaterveiligheid komt weer op orde, het landschap wordt mooier, de natuur rijker en de cultuurhistorie nog beter zichtbaar.

Video over het Voorkeursalternatief

Maar ook is er voldoening omdat we hebben kunnen werken op de wijze die Infram voorstaat: betrokken, verbindend en verbeeldend voor echt álle gebiedspartijen, en ook consequent gericht op het verwezenlijken van de hoofddoelstelling. Best for project was hier zelfs ‘best voor allen’. We hebben als projectteam de ruimte gekregen om de samenwerking tussen de partijen en de participatie van de bewoners open en transparant te organiseren. Verder heb ik het als uniek ervaren dat de aanpak van de MIRT-verkenning Meanderende Maas ook werkelijk tot in al zijn voegen integraal is geweest. De besluitvorming was gebaseerd op samenhangende informatie over alle aspecten en producten van het ontwerpproces en de organisatie ervan. Dikwijls is het bij grote projecten de bedoeling om ze integraal uit te voeren, maar stuit je vroeg of laat toch op piketpaaltjes rond deeldoelstellingen of institutionele belangen van de deelnemende partners. Ook bij Meanderende Maas ontkwamen we daar niet aan. Maar doordat integraliteit van meet af aan het uitgangspunt is geweest en niet een extraatje, zijn we daar steeds goed uitgekomen.

Ook was de verkenning letterlijk pionierswerk. Voor het eerst viel een verkenning zowel onder het HWBP als onder het MIRT. De indeling in procesfasen van beide is vergelijkbaar, maar de gestelde eisen en werkwijzen verschillen. De brede aanpak van inhoud en proces bijvoorbeeld was voor het HWBP vernieuwend. En voor de ‘ingenieurs’ onder onze stakeholders was het wennen om niet alleen vanuit helder omschreven problemen tot oplossingen te komen, maar ontwerpend onderzoek uit te voeren naar maatschappelijke meerwaarde. De ervaringen die we hiermee opdeden bij Meanderende Maas zijn overdraagbaar, we zien nu dat ze bij andere dijkversterkingen en ook bijvoorbeeld bij Integraal Riviermanagement goed kunnen worden gebruikt.

Wat maakte dat je zoveel ruimte kreeg voor wat je de ‘eigen werkwijze’ noemt?

Van den Brand: ‘Dat is de grote verdienste van de bestuurders en medewerkers van de verschillende overheden in het gebied. Zij zagen al hélemaal aan de voorkant van het proces dat ze samen meer zouden kunnen bereiken dan ieder voor zich. Zij hebben samen het MIRT-onderzoek gestart. Het waterschap is weliswaar de bestuurlijke en ambtelijke trekker en kijkt daarbij naar het belang van het geheel, maar vanaf het begin is er gezamenlijk eigenaarschap van het proces. Bij het eerste gesprek dat we als Infram hadden, was er niet één opdrachtgever, het waren er drie: het waterschap, de Provincie Noord-Brabant en de gemeente Oss samen. En rond die drie proceseigenaren had zich toen al de kring van de huidige tien partners gevormd. Dat was een ideale situatie om aan het werk te gaan vanuit ook ons uitgangspunt dat elke betrokkene ertoe doet. Als onafhankelijk projectmanager namens alle partijen kon ik voorstellen doen die het beste waren voor het gemeenschappelijke doel. Ik ben regelmatig bij alle bestuurders langs gegaan om te weten waar het in de stuurgroep over zou moeten gaan. Ik vind het nu een groot compliment als de vertegenwoordiger van een partnerorganisatie als Natuurmonumenten tegen mij zegt: “Wij ervaren jou als ook ónze projectleider.” Ik denk dat deze ontwikkeling mogelijk was doordat in dit gebied al een cultuur van samenwerking tussen de verschillende overheden bestond.’

Merkte je dat ook binnen de projectorganisatie?

Van den Brand: ‘Zeker. Ook bij het projectteam en ingenieursteam was een sterke gedrevenheid om maatschappelijke meerwaarde te creëren. In onze projectorganisatie hadden we medewerkers van waterschap, provincie, gemeente en Rijkswaterstaat. Dat maakte dat er niet één werkwijze al standaard was, we moesten samen op zoek naar hoe we het konden doen. Projectteamleden uit verschillende organisaties én de intensieve samenwerking met de ambtelijk vertegenwoordigers van de organisaties hebben ons geholpen om een goed gevoel voor de taal, werkwijze en belangen van die organisaties te krijgen. In het ‘Meanderende Maas Moment’ hebben de ambtelijk vertegenwoordigers met ons samen de redeneerlijnen ontwikkeld en besluitvorming voorbereid. Zij hebben hard moeten werken om de dynamiek van het project te kunnen volgen en de interne besluitvorming in de pas te laten lopen.’

Het Integraal Projectmanagement (IPM) team Meanderende Maas

Maar daarmee alleen zijn toch niet allerlei botsende belangen te verenigen?

Van den Brand: ‘Klopt. Als je met zoveel partijen samen tot een besluit wilt komen, krijg je te maken met verschillende eisen aan producten en processen en met tal van momenten en procedures om besluiten te vormen. Voor je het weet, verloopt alles moeizaam en traag. Dat risico speelde ook bij Meanderende Maas. In de trits: moeten, willen en kunnen, was het “moeten” van de veiligheidsopgave de grote aanjager. Er was enorm veel uit te zoeken: doelen, nevendoelen, veel verschillende mogelijke maatregelen en hun implicaties, wensen uit het gebied. Ook het ontwerpen en bepalen van kosten en effecten van uiteenlopende opties vroeg veel tijd. Het was heel verleidelijk om meer tijd te nemen om het proces ruimer te faseren, maar die tijd was er niet. En binnen de afgesproken mijlpalen moest ook de besluitvorming bij alle organisaties afzonderlijk goed worden voorbereid. Dat alles gaf zoveel druk, dat we in overleg met de opdrachtgevers wel met creatieve werkwijzen moesten komen om verder te komen.’ (En met een knipoog): ‘Onder hoge druk stijgt de temperatuur en dan wordt de chocolade vloeibaar.’

Geldt de dominantie van het ‘moeten’ niet voor elke MIRT-verkenning?

Van den Brand: ‘Deels wel, maar bij de Meanderende Maas veel sterker, omdat we steeds zijn blijven zoeken naar oplossingen die voor het hele gebied het beste zouden zijn. Bij het ontwerpend onderzoeken is langdurig en tot op het detail geprobeerd om alle stukjes te laten passen. Op zich maakte dat de (tijds)druk van het “moeten” alleen maar groter. Maar omdat het streven naar het beste voor allen ieders instemming had, ging het aspect “willen” zwaarder wegen. Welke ambities zijn er? Als die verder reiken dan alleen wat strikt noodzakelijk is, komen andere partijen in beeld. Wat zijn hun ambities? Wat hebben ze ervoor over? Waar loopt dan het “willen” gelijkop en waar liggen tegenstellingen? Zo ontstaat de behoefte aan een gezamenlijk wenkend perspectief. Elke partij draagt bij aan de vormgeving daarvan en ziet de eigen bijdrage aan het geheel. Al in de fase van het MIRT-onderzoek bleek het mogelijk een wenkend perspectief te schetsen. Het zou naast de veiligheidsopgave een geweldige impuls kunnen geven aan de kwaliteit op het gebied van landschap, natuur, recreëren en economische structuur. Naast het “willen” van de bestuurlijke partijen is er ook in het gebied veel draagvlak, wat niet vanzelfsprekend is in dit soort projecten. Wij hebben vaak van partijen en ook individuele betrokkenen, dijkbewoners bijvoorbeeld, waardering gekregen voor onze aanpak. Mensen merkten dat we luisterden; ze hebben ervaren dat hun verhaal ertoe doet en dat we aanhoudend zijn blijven zoeken naar wat kán. En we hebben ze meegenomen in de afwegingen. Ook de bestuurders zijn in gesprek gegaan met de bewoners over de ambities. Natuurlijk ontstaan er grote veranderingen door zo’n project, die mensen echt raken. Ik denk dat deze aanpak er fors aan heeft bijgedragen dat ook mensen die door maatregelen worden geraakt, zeggen te begrijpen waar het om gaat en het belang voor het hele gebied zien.

Vervolgens kom je gezamenlijk voor de vraag te staan of wat je wil ook kán. De maatregelen moeten uitvoerbaar zijn en er moet geld voor zijn. Een voorbeeld: de benodigde klei voor de dijkversterking wordt buitendijks gewonnen op de plekken waar de rivier wordt verruimd. Dat scheelt enorm veel transport en dus kosten en ook CO2-uitstoot. Prima duurzaam uitgangspunt. Tegelijk moet je er voor zorgen dat het weghalen van klei uit de uiterwaard het risico op piping niet vergroot. Zo zijn er tal van zaken die voortdurend in beweging zijn, en in een complex gebiedsproces met tien partijen die allemaal het beste willen voor het gebied en tegelijkertijd goede vertegenwoordigers moeten zijn van hun achterban, is dat letterlijk een rocky road.’

Meer informatie over het werk van Infram? Kijk op www.infram.nl en lees onze andere artikelen op www.medium.com/@infram.

Infram zet zich in voor CO2-reductie, zie www.infram.nl/co2-prestatieladder.htm

--

--

Infram

Infram werkt aan mobiliteit, ruimte, water en energie voor een mooier, duurzamer en beter Nederland. Dit doen we in opdracht van publieke en private partijen.